Kleine kinderen worden groot, ook in onze projecten

De dagindeling van een bedelkind
De jongere kinderen komen ‘s morgens snel hun ontbijt halen, gaan naar het toilet en haasten zich dan naar de straten waar ze hopen hun dagelijks quotum bij elkaar te bedelen. Traditioneel zijn dit kinderen tussen 6 en 12 à 13 jaar, maar degenen die de puberteit bereikt hebben, hoe ziet hun dag er uit?  Bedelen is voor hen niet meer zo eenvoudig omdat ze minder medelijden opwekken.  Ze moeten dus andere manieren verzinnen om elke dag het minimum bij elkaar te schrapen.  Hoe brengen zij hun dag door?  Dat vroeg ik me af tijdens het laatste bezoek.
“Ze hangen maar wat rond op de binnenplaats “.
Wie ons opvanghuis al eens bezocht (een aanrader !!) kent het beeld:   op de binnenplaats zitten altijd enkele talibés samen te keuvelen, ze maken wat grapjes in een taal die voor ons onbegrijpelijk is en je vraagt je af wat er in die jongens omgaat.  Sommigen hebben een smartphone, die ze steevast bij ons komen opladen en anderen maken gebruik van de computers die er staan om wat verstrooiing te brengen in hun dag.  We hebben ons dikwijls afgevraagd of er geen betere manier is om deze jongens opvang te bieden.  Twee dagen per week krijgen ze opleidingen, praktische workshops, maar wat met de andere dagen? Zijn er geen manieren om die zinvoller in te vullen? Ik stelde de vraag aan Keita, de verantwoordelijke van het opvanghuis Atax.
Informatieoverdracht en netwerking
Keita :
Wat deze jongeren doen, is essentieel voor hun toekomst.  Er bestaat een fijne hiërarchie, die voor buitenstaanders niet zichtbaar is.  Sommige jongens zijn meer ervaren dan anderen in het zoeken naar uitwegen uit het uitzichtloze leven van een talibé.  Deze jongeren zijn verplicht creatief te zijn met de weinige mogelijkheden die ze hebben, en ze doen beroep op de ervaringen van de grotere jongens om hun eigen weg te vinden. Ze leren ook omgangsregels, ze leren samenwerken, ze leren netwerken bouwen en de overdracht van informatie tussen deze jongens is niet te onderschatten. Als zich problemen voordoen, zullen ze eerder te rade gaan bij hun leeftijdsgenoten dan bij hun koranleraar of een andere volwassene: iedere talibé kent misbruik.  Vroeg of laat komen ze ook bij ons aankloppen met problemen, maar het vertrouwen winnen van een talibé is niet zo eenvoudig en vergt veel tijd en veel geduld. Voor zover er nog een band is met hun eigenlijke familie, gebruiken ze ook hun netwerk en hun communicatiemiddelen om met het thuisfront contact te houden of te zoeken.
Taalbad
Wat ook niet opvalt voor ons, blanke bezoekers, is dat deze jongens veelal verschillende talen spreken. De meesten zijn afkomstig uit buurlanden van Senegal. Wolof is de meest voorkomende taal in Senegal, maar sommigen spreken Peul of Creools, of zelfs Mandinka. Heel wat communicatie gebeurt non-verbaal en het samentroepen van adolescente talibés is meteen ook een les in Wolof. Subgroepen die gebaseerd zijn op taal komen hier samen en werken aan hun “integratie”.
Werkgevers en onderaannemers
Onder de talibés onderscheiden zich spontaan de ondernemers: er zijn jongens die heel de tijd met hun smartphone zitten te netwerken.  Ze negociëren prijzen en roepen vrienden op om in een of andere werkomgeving wat geld te gaan verdienen, meestal op bouwwerven, soms ook voor feesten. Altijd onderbetaald, want een talibé heeft geen rechten, maar de leiders in de groep verdedigen de belangen van de jongens die ze sturen.  Door het feit dat ze een groep aansturen en kunnen rekruteren, hebben ze toch wel min of meer wat macht. Volgens Keita hebben al deze jongens ergens een geheime verstopplaats voor geld.  Op dagen dat ze wat meer kunnen verdienen, gaat er wat in hun spaarpotje.  Een gat in de muur, een uitholling in een boom, een verborgen plekje ergens onder een steen. Het geld dient om moeilijke momenten te overbruggen wanneer ze niks kunnen verdienen maar toch hun dagelijkse quota moeten afstaan aan de marabout.  Soms dient het ook om een smartphone te kopen om indruk te maken op een meisje, of zelfs om helemaal zelfstandig te worden en de daara te verlaten.
En : plantrekkers ! 
 
Er zijn ook jongens die de ongekookte rijst die ze in hun bedelpotje krijgen terug per soort opdelen en via hun contacten op de markt de rijst weer verkopen. Keita vertelt me over een bijzonder vindingrijke jongen die gebruikt maakt van teksten uit religieuze geschriften.  Er is een zeer bekend en zeer oud verhaal van een grote marabout die een zondaar een straf oplegt.  Hij draagt hem op om zijn fout te herstellen door aan degene die hij onrecht aandeed een boetesom te betalen van 12 maal 5 CFA-frank.  De tijden zijn veranderd en ook in Senegal is het geld niet meer zoveel waard als dat ooit het geval was. Het minimum biljet wat gangbaar is, is 50 CFA-frank.  Stukjes van 5 CFA-frank zijn zeer zeldzaam geworden maar talibés krijgen ze soms nog in handen.  Deze ene talibé, 13 jaar oud, zamelt die hele kleine muntjes in bij zijn lotgenoten en biedt ze te koop aan per 12 stuks.  Voor zo’n setje vraagt hij 500 CFA-frank.   😊
En zo zijn de jongeren dus toch op weg om een toekomst te maken voor zichzelf.  De workshops die we hen geven zijn daarbij meer dan welkom.  In Atax en Djardjal hebben ze een veilige ontmoetingsplaats. In Atax leren ze wat Frans en een hele hoop Wolof en ze leren de basis van lezen, schrijven, en tellen.  Er zijn jongens die dagdagelijks alleen maar uitvoerend werk doen. Ze staan bv. hele dagen op de markt uien te snijden. De jongens die de opleiding tot schrijnwerker volgen kunnen voor hen een verkooptafel maken.  We doen ons uiterste best om leercontracten te onderhandelen met de lokale vaklui.   Iedere vaardigheid is er eentje die uitgespeeld kan worden om een meer aanvaardbaar loon te bekomen.  De tegelleggers, de metsers, de kappers, de schrijnwerkers en degenen die de opleiding elektriciteit volgden: allemaal maken ze gebruik van de opleiding om hun weg te vinden in het volwassen leven, en om het systeem van gedwongen bedelen te kunnen verlaten.  En daar doen we het voor natuurlijk.