Categorie archief: Nieuws

Op bezoek bij Djar Djal in Thiès.

Het is een drukke ochtend als we op vrijdag 28/12/’18 op bezoek gaan bij Djar Djal in Thiès. Verschillende groepen talibés komen zich ontspannen en wat eten in het project. Nieuwsgierige blikken alom, zeker als je de smartphone bovenhaalt. Gewillig poseren de talibés voor een fotoshoot. ’t Is toch steeds een contrast tussen de vrolijkheid en de uitgelatenheid van de kinderen en het weten dat hen praktisch alle kinderrechten worden ontzegd.

In een gesprek met Pape Omario Lo, de verantwoordelijke en monitor van het project, polsen we naar een stand van zaken. De kinderen komen van drie daara’s in de buurt van Thiès. Als ze in het project aankomen, hebben ze dikwijls al uren gestapt en gebedeld. In het project is er ruimte voor sport en spel, kunnen ze hun hart luchten, krijgen ze verzorging en ondersteuning. Het project krijgt stilaan meer bekendheid, ook in de buurt. Er zijn buurtbewoners die bijvoorbeeld elke dag 2 stokbroden brengen voor de talibés. Of zorgen voor de traditionele ‘lach’ op vrijdag, een gierstmaaltijd met yoghurt. Er is dus vanuit de lokale gemeenschap ondersteuning van de kinderen, veelal in de vorm van giften en aalmoezen, maar er wordt nog steeds zeer weinig gedaan aan de structurele aanpak van het probleem. Er zijn wetten, maar die worden niet toegepast… In elk geval betekent het project een safe house voor de kinderen. Ze weten waar ze terechtkunnen als ze in nood zijn en hulp nodig hebben. Dit is al een heel belangrijk gegeven. We kunnen op die manier toch al het verschil maken voor veel van deze kinderen.

Ibrahima, de ex-talibé die sinds een tijdje in het project verblijft, stelt het goed. Hij wordt opgeleid als kleermaker bij een couturier in de stad. Dankzij het project beschikt hij zelf ook over een naaimachine. Hij maakt al eigen ontwerpen en heeft ondertussen zelf een aantal klanten. Zijn leraar ondersteunt hem in zijn opdrachten. Zijn ontwerpen post hij regelmatig op Facebook. Hij maakt die van allerlei overschotjes van textiel. Hij is erg gedreven om er iets van te maken. Hij is fier op zijn ontwerpen en straalt dit ook uit. Afspraak met Ibrahima is dat hij nog een tijdje bij Djar Djal kan verblijven. Tot hij op eigen benen kan staan. Hij heeft ondertussen ook een belangrijke rol in het project. Hij helpt Pape met de opvang van de talibés vooraleer hij naar zijn werkplaats gaat. Hij helpt het huis en de tuin te onderhouden. Op zondag komen zijn vrienden (ex-talibés) samen in het project. Het vormt zowat zijn surrogaat-familie. Zijn echte familie woont immers in Guinée-Conakry.

Net zoals bij ATAX in Yoff met hun programma ‘Un talibé, un métier’ (of: ‘Elke talibé zijn beroep’) wil men in Djar Djal graag verder werken aan mogelijkheden om ex-talibés te vormen en op te leiden om hen betere kansen te bieden op de arbeidsmarkt, maar hen ook te leren om zelf een bedrijfje op te zetten. De economische situatie in Senegal is immers zodanig dat er weinig jobs zijn voor heel wat potentiële kandidaten. Het is dan zaak om zelf werk te creëren. Dit is uiteraard makkelijker gezegd dan gedaan, maar toch worden er in Senegal door heel wat jongeren interessante initiatieven genomen. Die initiatieven krijgen dan navolging. Zo zijn jongeren bezig met het kweken van kippen of ze starten een klein tuinbouwbedrijfje op.

Djar Djal wil dit stimuleren. De association heeft een stuk landbouwgrond in de gemeente Notto op een 8-tal km van Thies ter beschikking. Het terrein ligt in een vruchtbare, makkelijk toegankelijke landbouwzone. De grondwaterlaag is niet diep. Doel is om een kleinschalig gemengd tuinbouwbedrijf op te starten dat enerzijds financiële middelen genereert maar anderzijds ook (ex-)talibés de kans biedt om mee te werken in het bedrijf om op die manier de stiel te leren. Op jaarbasis kunnen 5 (ex-)talibés op die manier een opleiding volgen. Van zodra ze zelfstandig een bijdrage leveren aan het werk, ontvangen ze een beperkte vergoeding. Djar Djal voorziet verder een tussenkomst in de transportkosten. Er wordt gefocust op het telen van uien en pepers. Daarnaast worden er vleeskippen gekweekt. Ondertussen is het terrein omheind, is er een gebouw geplaatst om de vleeskippen te kweken en is er ook een gebouw gezet voor overnachting. De rest van het terrein is ontdaan van onkruid ed. Er zijn bomen geplant en struiken. Er is een ‘business plan’ opgesteld met een detail van kosten en mogelijke winstmarge. Djar Djal zorgt voor de grond en de infrastructuur op het terrein, Afractie voorziet een opstartkost voor de opstart en de vergoeding voor de ex-talibés die opgeleid worden in het project. Het terrein is klaar voor gebruik. Een eerste lading kuikens wordt binnenkort verwacht.

Interview met een talibé

Van onze projectverantwoordelijke in ATAX kregen we volgende tekst doorgestuurd. Het geeft een interview weer dat hij had met één van de talibés die veel in het project komt en er ook meehelpt. Omwille van de privacy hebben we zijn naam weggelaten. De foto’s zijn van anonieme talibés.
Mijn naam is H.  Ik ben geboren in Guinée Bissau in 1992.  Mijn vader gaf Portugese les, mijn moeder was huisvrouw.  Ik heb drie broers en 2 zussen.  Toen ik 7 jaar was, ben ik naar school beginnen gaan, in het openbaar onderwijs.  Ik hield van muziek en dansen, vooral HipHop.  Mijn lievelingsgroep was Balaberos.  Samen met hele familie, woonden wij in de compound van mijn grootvader, en we waren gelukkig.
Toen ik 10 jaar was, heb ik besloten dat ik de Koran wilde leren.  Eén van mijn ooms heeft mij meegenomen naar Saint Louis, waar ik mijn studies begon in een daara.  Na aankomst daar heb ik 3 dagen gehuild, omdat ik terug naar huis wilde, en niet goed begrepen had wat het inhield om de Koran te leren.  Maar enkele leeftijdsgenoten hebben mij aangemoedigd, en mij gezegd dat ik wel vlug zou wennen aan mijn nieuwe leven.
Al snel maakte ik kennis met een mevrouw die mij onder haar hoede nam en voor mij zorgde alsof ik haar zoon was.  Elke ochtend verliet ik de daara om bij haar te gaan ontbijten, ze verzorgde ook de andere maaltijden.  Dat deed ze niet alleen voor mij, maar ook voor 15 andere talibés. (ik heb trouwens recent vernomen dat deze mevrouw overleden is, en ik probeer nu naar Saint Louis te reizen, om haar familie te condoleren).  Door de relatie met deze mevrouw miste ik mijn moeder minder, ze zorgde ook dat ik altijd kleren en schoenen had.  Soms kon ik bij haar ook tv kijken.  Op de dag dat ik de Koran volledig kende, heeft ze een feest gegeven voor mij, en een schaap laten slachten, zoals iedere ouder zou doen voor een eigen zoon.
Een talibé had meestal meerdere “onthaalgezinnen” : eentje voor het ontbijt, eentje om de kleren te wassen, eentje voor het middagmaal ..  Ik was een van de slimste leerlingen in de daara.  Een doorsnee dag in de daara zag er als volgt uit :
  • om 5u ‘s ochtends opstaan om te bidden en de Koran te leren, tot 7u
  • gaan bedelen
  • om 9u de Koranlessen hervatten, tot 14u

Op dat ogenblik werd er niet gebedeld voor eten, omdat ieder kind wel ergens terecht kon in één of ander gezin voor eten.  Heel wat gezinnen voorzien een extra kom rijst, voor onverwachte reizigers of voor een talibé, dat behoort tot de lokale gewoontes.

  • van 15u tot 17u hervatten we de Koranlessen
  • na de lessen waren we vrij om in het Lyceum te gaan voetballen.  Wat ik vooral heel leuk vond, was dat onze marabout soms met ons mee ging voetballen, vooral in periodes dat het koud was (nvdr : de temperatuur daalt nooit onder de 25 °c).
  • om 19u gingen we ons wassen in de daara, daarna gingen we naar onze onthaalgezinnen voor het avondeten
  • om 20u verzamelden we terug in de daara, maar omdat daar geen stroom is, zochten we plekken in de stad waar we van de openbare verlichting gebruik konden maken om onder het toezicht van de marabout verder de Koran te bestuderen.   Kinderen die in slaap vielen, werden met water overgoten, zodat ze verder konden leren tot middernacht.

Van woensdagavond tot donderdagavond hadden we geen Koranlessen.  Van die dag maakten we gebruik om onze kleren te wassen en te spelen.  Vrijdags gingen we overal onze Koranverzen opzeggen (nvdr : men gaf hen dan een centje).

Ik heb zeer veel geleerd in de daara.  Vooral : hoe ik meester kon blijven over mezelf, want vaak regeert het recht van de sterkste.  Ik heb altijd oplossingen gevonden om te ontsnappen aan de druk van jongens die sterker waren dan ikzelf.  Als de marabout getuige was van gevechten of verwondingen, kregen de betrokkenen 10 stokslagen, maar ondanks die regel werd er toch nog gevochten.  Saint Louis is een religieus oord, waar talibés zich het best voelen, zelfs voorbijgangers komen tussen om gevechten te beëindigen.
In 2007, vijf jaar na mijn start in de daara van Saint Louis, heeft een vriend van de marabout me meegenomen naar een nieuwe daara in Dakar.  Mijn leven is op slag veranderd.  Het leven bestond opeens voornamelijk uit bedelen, er werd nog weinig gestudeerd.  Elke ochtend om 6 uur nam ik de trein, om 25 km verder te gaan bedelen.  Het treintraject kostte 250 cfa (nvdr : 1 euro is 650 cfa).  Iedere grotere talibé krijgt een kleinere talibé onder zijn hoede, samen moeten ze ervoor zorgen dat ze het dagelijks quotum bij elkaar bedelen om aan de marabout te geven.  Het dagelijks quotum was 300 cfa + 500 gr rijst + 15 suikerklontjes.  Als we niet genoeg rijst of suiker hadden, werd een schuld van 250 cfa genoteerd voor rijst, 50 cfa voor suiker.  Niemand van ons slaagde erin elke dag het quotum bij elkaar te bedelen.  Wie verschillende dagen na elkaar in gebreke bleef, werd geslagen.  Op een nacht was ik met twee kleinere jongens in Médina (nvdr : een buurt in Dakar) en vonden we een biljet van 10.000 cfa.  Omdat het recht van de sterkste heerst, heb ik elk van de twee kleinere jongens 1.000 cfa en een paar klappen gegeven, zodat ze zeker zouden zwijgen.  In de twee jaar dat ik in Dakar was, belde mijn vader regelmatig naar de marabout, maar die zei altijd dat ik niet aanwezig was, zelfs als ik naast hem stond, maar ik dierf niet protesteren.  De 8.000 cfa die ik zelf had gehouden, heb ik gebruikt om terug naar Saint Louis te vluchten.  De dame die zich vroeger over mij ontfermde, heeft me met open armen terug ontvangen.  Ze liet mij naar mijn moeder bellen, het was 7 jaar geleden dat ik haar stem gehoord had.  Op dat ogenblik wist ik niet dat het ook de laatste keer zou zijn, want mijn moeder is een week later gestorven.  Ik begreep dat het een goede zaak was dat ik gevlucht was, anders hadden we elkaar nooit meer gesproken.  Nadien heeft men mij verteld dat mijn moeder in haar laatste dagen onophoudelijk naar mij gevraagd heeft.  (Het interview is hier onderbroken, omdat H. zodanig aan het huilen was, dat de interviewer besloten heeft hem gerust te laten.  Het was voor het eerst dat de jongen al deze verdrongen emoties terug boven haalde, en ‘s anderendaags heeft hij zelf gevraagd om het interview verder te zetten.)
Hervatting van het interview, de dag nadien :
Na het gesprek met mijn moeder ben ik drie dagen flink ziek geweest.  En kort daarna is zij dus gestorven.  De marabout was op de hoogte van haar dood, maar zei me niets, omdat hij bang was dat ik het zou begeven.  Na enkele dagen heeft hij mij toch op de hoogte gebracht.  Samen met de andere jongens in de daara, hebben we een bidstonde georganiseerd ter nagedachtenis.  Ik ben voor een week terug gereisd naar Guinée Bissau.  De mensen daar herkenden me niet meer.  Toen ik naar het graf van mijn moeder vroeg, beseften ze wie ik was, enkelen van hen braken in tranen uit.  Ik bracht de nacht door bij haar graf.
In die periode vernam ik ook dat de man die beweerde mijn vader te zijn, eigenlijk mijn oom was.  Mijn echte vader had een heel zwakke gezondheid, hij kon niet lopen, en eigenlijk was er niemand om zich over hem te ontfermen.  Dus bleef ik in Guinée Bissau om bij hem te zijn.  Hij stierf op 20 augustus 2009, na een maand keerde ik terug naar Saint Louis.  Sindsdien zwerf ik heen en weer tussen mijn geboorteland en Senegal, omdat ik nog kleinere broertjes en zusjes heb voor wie ik mee wil zorgen.  Op een keer heb ik gevochten met mijn oom, omdat hij mijn broertjes mishandelde.  Hij heeft me verwond met een mes om me te verjagen.
Ik doe allerlei kleine jobjes in Senegal om een beetje geld te verdienen, ik help in de bouw, ik help bij het onderhoud van tuinen etc.  Sinds 2012 verblijf ik niet meer in de daara, maar ik ben wel altijd omringd door talibés of ex-talibés.  Veel van mijn tijd breng ik door in Atax : ik leer er naaien, Frans en Engels, en sinds enige tijd is het mijn taak om contact te leggen met daaras en te zien welke de noden zijn waarmee Atax kan helpen.  Ik mag zelfs deelnemen aan de teamvergaderingen van Atax, om er de stem van de talibés te vertegenwoordigen.
Er is nog veel werk aan de winkel om het hele bedelsysteem van de talibés af te schaffen, en ik denk dat Senegal en Guinée veel moeten doen voor de kinderen.   Ik maak Rap muziek, en al mijn liedjes hebben dit probleem als onderwerp.

Kleine kinderen worden groot, ook in onze projecten

De dagindeling van een bedelkind
De jongere kinderen komen ‘s morgens snel hun ontbijt halen, gaan naar het toilet en haasten zich dan naar de straten waar ze hopen hun dagelijks quotum bij elkaar te bedelen. Traditioneel zijn dit kinderen tussen 6 en 12 à 13 jaar, maar degenen die de puberteit bereikt hebben, hoe ziet hun dag er uit?  Bedelen is voor hen niet meer zo eenvoudig omdat ze minder medelijden opwekken.  Ze moeten dus andere manieren verzinnen om elke dag het minimum bij elkaar te schrapen.  Hoe brengen zij hun dag door?  Dat vroeg ik me af tijdens het laatste bezoek.
“Ze hangen maar wat rond op de binnenplaats “.
Wie ons opvanghuis al eens bezocht (een aanrader !!) kent het beeld:   op de binnenplaats zitten altijd enkele talibés samen te keuvelen, ze maken wat grapjes in een taal die voor ons onbegrijpelijk is en je vraagt je af wat er in die jongens omgaat.  Sommigen hebben een smartphone, die ze steevast bij ons komen opladen en anderen maken gebruik van de computers die er staan om wat verstrooiing te brengen in hun dag.  We hebben ons dikwijls afgevraagd of er geen betere manier is om deze jongens opvang te bieden.  Twee dagen per week krijgen ze opleidingen, praktische workshops, maar wat met de andere dagen? Zijn er geen manieren om die zinvoller in te vullen? Ik stelde de vraag aan Keita, de verantwoordelijke van het opvanghuis Atax.
Informatieoverdracht en netwerking
Keita :
Wat deze jongeren doen, is essentieel voor hun toekomst.  Er bestaat een fijne hiërarchie, die voor buitenstaanders niet zichtbaar is.  Sommige jongens zijn meer ervaren dan anderen in het zoeken naar uitwegen uit het uitzichtloze leven van een talibé.  Deze jongeren zijn verplicht creatief te zijn met de weinige mogelijkheden die ze hebben, en ze doen beroep op de ervaringen van de grotere jongens om hun eigen weg te vinden. Ze leren ook omgangsregels, ze leren samenwerken, ze leren netwerken bouwen en de overdracht van informatie tussen deze jongens is niet te onderschatten. Als zich problemen voordoen, zullen ze eerder te rade gaan bij hun leeftijdsgenoten dan bij hun koranleraar of een andere volwassene: iedere talibé kent misbruik.  Vroeg of laat komen ze ook bij ons aankloppen met problemen, maar het vertrouwen winnen van een talibé is niet zo eenvoudig en vergt veel tijd en veel geduld. Voor zover er nog een band is met hun eigenlijke familie, gebruiken ze ook hun netwerk en hun communicatiemiddelen om met het thuisfront contact te houden of te zoeken.
Taalbad
Wat ook niet opvalt voor ons, blanke bezoekers, is dat deze jongens veelal verschillende talen spreken. De meesten zijn afkomstig uit buurlanden van Senegal. Wolof is de meest voorkomende taal in Senegal, maar sommigen spreken Peul of Creools, of zelfs Mandinka. Heel wat communicatie gebeurt non-verbaal en het samentroepen van adolescente talibés is meteen ook een les in Wolof. Subgroepen die gebaseerd zijn op taal komen hier samen en werken aan hun “integratie”.
Werkgevers en onderaannemers
Onder de talibés onderscheiden zich spontaan de ondernemers: er zijn jongens die heel de tijd met hun smartphone zitten te netwerken.  Ze negociëren prijzen en roepen vrienden op om in een of andere werkomgeving wat geld te gaan verdienen, meestal op bouwwerven, soms ook voor feesten. Altijd onderbetaald, want een talibé heeft geen rechten, maar de leiders in de groep verdedigen de belangen van de jongens die ze sturen.  Door het feit dat ze een groep aansturen en kunnen rekruteren, hebben ze toch wel min of meer wat macht. Volgens Keita hebben al deze jongens ergens een geheime verstopplaats voor geld.  Op dagen dat ze wat meer kunnen verdienen, gaat er wat in hun spaarpotje.  Een gat in de muur, een uitholling in een boom, een verborgen plekje ergens onder een steen. Het geld dient om moeilijke momenten te overbruggen wanneer ze niks kunnen verdienen maar toch hun dagelijkse quota moeten afstaan aan de marabout.  Soms dient het ook om een smartphone te kopen om indruk te maken op een meisje, of zelfs om helemaal zelfstandig te worden en de daara te verlaten.
En : plantrekkers ! 
 
Er zijn ook jongens die de ongekookte rijst die ze in hun bedelpotje krijgen terug per soort opdelen en via hun contacten op de markt de rijst weer verkopen. Keita vertelt me over een bijzonder vindingrijke jongen die gebruikt maakt van teksten uit religieuze geschriften.  Er is een zeer bekend en zeer oud verhaal van een grote marabout die een zondaar een straf oplegt.  Hij draagt hem op om zijn fout te herstellen door aan degene die hij onrecht aandeed een boetesom te betalen van 12 maal 5 CFA-frank.  De tijden zijn veranderd en ook in Senegal is het geld niet meer zoveel waard als dat ooit het geval was. Het minimum biljet wat gangbaar is, is 50 CFA-frank.  Stukjes van 5 CFA-frank zijn zeer zeldzaam geworden maar talibés krijgen ze soms nog in handen.  Deze ene talibé, 13 jaar oud, zamelt die hele kleine muntjes in bij zijn lotgenoten en biedt ze te koop aan per 12 stuks.  Voor zo’n setje vraagt hij 500 CFA-frank.   😊
En zo zijn de jongeren dus toch op weg om een toekomst te maken voor zichzelf.  De workshops die we hen geven zijn daarbij meer dan welkom.  In Atax en Djardjal hebben ze een veilige ontmoetingsplaats. In Atax leren ze wat Frans en een hele hoop Wolof en ze leren de basis van lezen, schrijven, en tellen.  Er zijn jongens die dagdagelijks alleen maar uitvoerend werk doen. Ze staan bv. hele dagen op de markt uien te snijden. De jongens die de opleiding tot schrijnwerker volgen kunnen voor hen een verkooptafel maken.  We doen ons uiterste best om leercontracten te onderhandelen met de lokale vaklui.   Iedere vaardigheid is er eentje die uitgespeeld kan worden om een meer aanvaardbaar loon te bekomen.  De tegelleggers, de metsers, de kappers, de schrijnwerkers en degenen die de opleiding elektriciteit volgden: allemaal maken ze gebruik van de opleiding om hun weg te vinden in het volwassen leven, en om het systeem van gedwongen bedelen te kunnen verlaten.  En daar doen we het voor natuurlijk.