Categorie archief: Le Coquetier Social

Hope and despair…

2019 zal altijd het jaar blijven waarin Le Coquetier Social (LCS) van start ging.  Maar wat een jaar is het geworden!!  Het vergde volharding om de handdoek niet in de ring te gooien toen extreme weersomstandigheden ons bijna op de knieën dwongen.  Gelukkig steunden jullie ons financieel bij het herstellen van de schade waarvoor we nog eens heel hartelijk onze sympathisanten willen bedanken die een duit in het zakje deden. Nina, onze ondervoorzitster, ging in oktober poolshoogte nemen. Dit is haar verslag:

Het moment waarop ik ging, was niet zo goed gekozen: het regenseizoen duurde dit jaar uitzonderlijk lang, met alle ongemakken van hitte en gietende regen als gevolg.  Ik kwam toe in een heerlijk groen Senegal. Ongezien!  Weelderige plantengroei, in die mate dat de weg naar ons project in Ndieguène nog amper zichtbaar was.  Fantastische natuurpracht, en heel wat dieren die ik nog nooit eerder zag in Senegal.  Iedere avond bij zonsondergang krioelde het van de padden.   Fantastische bondgenootjes in het bestrijden van de vliegenplagen.  Vogels met prachtige kleuren vlogen af en aan met nestmateriaal.  En muggen waren er helaas ook bij de vleet ..
Anderzijds had ik toch ook geen beter moment kunnen kiezen voor mijn bezoek.  Ik was op het juiste moment ter plaatse om de stormschade mee te herstellen en knopen door te hakken wat betreft investeringen en prioriteiten.  Twee dagen na mijn aankomst was het weggewaaide dak van het huis al vervangen. Dat kon dankzij de crowdfunding die we deden net voor mijn vertrek.  Hartelijk dank aan iedereen die de heropbouw mee bekostigde!!  Er werd ook een nieuwe strategie besproken die het risico moet spreiden voor verlies van kippen.  Dit jaar hebben we als gevolg van het noodweer 960 kippen verloren. Een betere implementatie moet ervoor zorgen dat zoiets nooit nog gebeurt.
Bina, de hond, was erg ziek, wilde al twee weken nog nauwelijks eten en begon onaangenaam te ruiken.  Ik had medicatie meegebracht, die hem er op twee dagen weer helemaal bovenop hielp.  Een waakhond is onontbeerlijk voor ons project. Ze zorgt ervoor dat koeien, geiten en schapen niet komen grazen in onze nieuwe aanplantingen, dat de kinderen van het dorp – en apen – geen onrijpe mango’s komen plukken en dat ongewenste bezoekers niet zomaar binnen komen als Top en de leerjongens in de kippenstallen of in de plantage aan het werk zijn.  Maar helaas neemt ze haar taak een beetje te veel ter harte.  Over de grond loopt een zandweg naar het volgende dorp en iedereen heeft schrik van onze hond.  Bina kent het verschil niet tussen voorbijgangers en indringers.  Dat heeft haar een lelijke wonde opgeleverd aan de achterpoot: een voorbijganger die een machete droeg heeft zich verdedigd. Vanaf nu loopt Bina op drie poten …   We zullen een stukje muur en een poort zetten voor het huis zodat Bina binnen het domein blijft op het ogenblik dat Top of de talibés er even niet zijn.
Bij het begin van het regenseizoen werd bissap aangeplant.  Niet de bissap die gebruikt wordt om thee van te maken, maar wel de variëteit die als groene bladgroente verwerkt wordt in heel wat Senegalese gerechten.  De overstromingen hebben de aanplant grotendeels weggespoeld, maar op een hoger gelegen stukje land groeit toch nog heel wat bissap voor eigen gebruik in het project, en om af en toe uit te delen aan de buren.  Onze buurman kweekt biocitroenen. Regelmatig brengt hij ons een emmertje.  Heerlijk! Ik maak elke dag een paar liter ijsthee met citroenen.  Als wij geen water hebben, bezorgt hij ons een paar vaten uit zijn put.  Het is fijn om zo’n goeie relatie te hebben met onze buren.
In de waterput zit EINDELIJK (na een jaar graven!) water, dus kunnen we nu werk maken van de aanschaf van een pomp.  De gemeente Keerbergen beloofde ons hiervoor een subsidie en we zijn blij dat dit een investering is die we niet zelf moeten doen.  Iedere euro moet immers gebruikt worden om het kippenbestand terug op peil te brengen.  Een firma die pompen installeert komt ter plaatse om de laatste tests te doen. De diepte van de put wordt nagemeten, en een dappere installateur daalt aan een koord af in de 28m diepe put.  Hij vindt dat het water niet vlot genoeg in de put loopt. Het sijpelt er wel in, maar met deze voorraad zullen we nooit een stevig debiet krijgen.  Er is een laagje kleigrond dat nog uitgegraven moet worden.  Onze metser maakt alvast een bassin waarin water gepompt kan worden op het ogenblik dat er stroom is.  Bij stroompannes kunnen we dan gewoon uit het bassin water halen voor de kippen en voor de groenten.  In eerste instantie wordt de put gevuld met kraantjeswater, zodat de pompinstallateurs kunnen proberen om met een compressor de kleilaag door te stoten.  Helaas lukt dat niet, dus onze putgravers moeten nog eens terugkomen om het manueel uit te graven.  De laatste loodjes… .
Het regenseizoen loopt uiteindelijk toch op zijn laatste benen. We planten watermeloen en worden daarbij geholpen door de zoon van de dorpsoudste.  Hij leert ons hoe watermeloen gekweekt wordt, en zal ons ook andere teelten aanleren.  Hij kan niet spreken maar kent alles van landbouw, en toont ons hoe het moet.  Ik heb in het dorp ook al andere mensen ontmoet die niet kunnen spreken.  Het schijnt het gevolg te zijn van zuurstofgebrek bij de geboorte.  Droevig gevolg van beperkte middelen in de gezondheidszorg.
Maar het leukste van al is de evolutie die ik zie in de talibés.  Eerst hadden we Iba, die ik ontmoette tijdens mijn vorig bezoek.  Hij deed drie maanden stage in Le Coquetier.  Ik hoorde Top toen regelmatig zeggen “pas de complexes” bij het eten:  de jongen wilde wachten tot wij gedaan hadden met eten om daarna de overschotten op te eten, zoals talibés het heel hun leven gekend hebben.  Als ze aangemoedigd worden om ook een bord vol te scheppen, pakken ze piepkleine porties. Hoofdzakelijk rijst, want vlees of vis laten ze voor de anderen.  Ik zie hetzelfde bij Omar, onze tweede leerjongen.  Omar is heel timide en durft mij nauwelijks aankijken.  Hij is klein van gestalte. Een groeiachterstand door ondervoeding, vermoed ik.  Ook Ama, die enkele dagen voor mijn terugkeer naar België begint aan zijn leerperiode, is bijna beschaamd om te eten. Op zijn eerste werkdag wil hij eerst de kippenstal schoonmaken, en daarna pas ontbijten. Ama is graatmager maar hij heeft een heel vrolijke instelling en neemt iedere challenge met veel zelfvertrouwen aan.  Top leert hem met mes en vork eten. Helaas eten we die dag kippenbillen. Niet zo simpel voor een debuut met bestek 🙂.
Onze leerjongens krijgen de kans om zes maanden opleiding te volgen. Ze krijgen dan kost en inwoon en een klein salaris dat ze integraal kunnen sparen om er hun zelfstandig leven mee te beginnen.  Iba verliet het project na 3 maanden: hij heeft heel zijn leven in de grootstad rondgezworven en het contrast met een landbouwomgeving is groot. Hij miste zijn vrienden en dacht dat hij in Dakar ook wel werk zou kunnen vinden met de kennis die hij heeft opgedaan als metser in Le Coquetier.  Dus was er ruimte voor een nieuwe talibé, en zo kwam Omar.   We wisten op voorhand dat Omar slechts twee maanden zou kunnen blijven: hij staat nog onder de hoede van een marabout die tijdens het regenseizoen naar zijn geboortedorp ging en zijn 60 talibés aan hun lot overliet.  Omar herleeft helemaal in het project, is zeer leergierig, en geniet van de “luxe” die er is: een toilet, een douche, drie maaltijden per dag, slapen op een goeie matras in een veilige kamer, ..  Hij wil heel graag de 6 maanden afmaken. Top neemt telefonisch contact op met zijn oudere broer die in Dakar werkt.  De broer geeft toestemming voor Omar om in Le Coquetier te blijven. Maar helaas, twee dagen later keert Omar’s marabout terug en laat via de oudere broer weten dat Omar terug naar de daara moet, waar op woensdag zijn 60 talibés moeten aantreden, het hoofd kaal geschoren, en klaar voor alles wat hij hen opdraagt te doen.  Zo droevig.  We spreken af dat we contact houden met Omar, en beloven hem dat er plaats is voor hem in Le Coquetier zodra zijn meester hem vrijlaat. Ama neemt de plaats in van Omar en er zijn een paar dagen van overlapping, waarop zowel Omar als Ama in het project verblijven.  We zien hoe Omar geniet van het gezelschap van een leeftijdsgenoot.  Hij vertelt honderduit hoe kippen gekweekt moeten worden, waar je op moet letten, en Top lacht omdat Omar zich gedraagt als iemand die al jaren ervaring heeft.  Ik vind het juist geweldig, hoe zo’n timide jongen met trots en zelfzekerheid de opgedane kennis doorgeeft.  Dat is exact wat we willen bereiken.  De jongens lachen en werken samen en genieten van elkaars aanwezigheid, Omar stelt Ama voor bij alle mensen die hij kent in het dorp, en tot ‘s avonds laat horen we hen lachen en praten.  En dan komt de dag dat hij moet vertrekken.
Iba vraagt ondertussen of hij terug naar het project mag komen om de rest van zijn stage af te maken.  Helaas is er op dit ogenblik, en zeker na het verlies van de kippen, maar budget voor 1 talibé in het project.  We hopen begin volgend jaar een tweede jongen te kunnen huisvesten, en vanaf daar in stijgende lijn te gaan.
Alle begin is moeilijk, maar ik ben na een diepe inzinking toch heel enthousiast over de toekomst van Le Coquetier Social.   Dank nogmaals aan iedereen die bijdroeg aan de uitbouw van dit project. LCS wordt onmisbaar voor de toekomst van de talibés en voor de andere projecten die door Afractie ondersteund worden.  Er worden adolescenten opgevangen die weg raakten uit het leven van uitbuiting.  Ze leren er een job en vinden er een tijdelijke thuis zodat ze een zelfstandige toekomst kunnen uitbouwen.  Niet alleen aan beroepsvaardigheden wordt aandacht besteed. Op korte tijd wordt een opvoeding gedeeltelijk ingehaald: hygiëne, tafelmanieren, omgangsvormen, huishoudelijke vaardigheden, budgetbeheer, … .  Maar tegelijkertijd wordt er in LCS geld verdiend dat ten goede komt aan de andere projecten die door Afractie ondersteund worden.  De opbrengst van de verkoop van landbouwproducten moet Afractie helpen de maandbudgetten van ATAX in Dakar te betalen, waar een dagopvang is voor talibés die nog niet vrij zijn van hun marabout en waar kansarme kinderen en talibés technische opleidingen krijgen.

Mijn terugkeer in het koude, natte België en de ‘nieuwsrealiteit’ van elke dag viel moeilijk te verteren. Een nieuwsfeit als het redden van enkele kinderen uit een grot, of een kelder, krijgt internationale media aandacht.  Stel je voor dat die kinderen al 8 jaar vast zaten. Zou er één nieuwszender zijn die er geen verslag van maakt? En leg mij uit waarom het lot van een talibé beter is dan dat van een kind dat vastzit in een grot of in een kelder?  Geen onderwijs, geen medische zorgen, geen fatsoenlijke voeding, geen drinkwater, geen sanitair, geen familie, niemand die het beschermt … geen hoop op een toekomst of ontsnapping uit een leven van uitbuiting en vaak mishandeling en seksueel misbruik.  Onzekerheid over het eigen lot, en een totaal gebrek aan eigenwaarde.  Permanente blootstelling aan gevaar.  Onder het oog van een breed publiek, en geen haan die ernaar kraait.

Zulke dingen houden mij bezig.  Wij hebben een trouwe ban van sympathisanten.  Door het feit dat jij dit artikel leest, ben je waarschijnlijk één van hen.  Maar wat maakt dat voor de rest niemand er van wakker ligt wat er met die kinderen gebeurt, daar in Senegal? De ver-van-mijn-bed show.  Soms word ik boos als iemand ons nonchalant toe slingert “dat het allemaal maar een druppel op een hete plaat is”.  Het is moeilijk om de realiteit van die kinderen over te brengen naar luxueus België.  Je ziet er een fractie van in documentaires, zoals onlangs in de CNN reportage ‘Begging for Change’ die we ook deelden via Facebook.  De werkelijkheid tart alle verbeelding.  Terwijl België zich afvraagt waar de champagne voor de eindejaarsfeesten het goedkoopst is, en welke cadeau’s we nog kunnen kopen om een beetje origineel uit de hoek te komen, sterven kinderen omdat er geen 30 euro is voor een amputatie van een gekwetste voet of voor een blindedarm operatie.  Ik maak me sterk dat iedereen die dit leest onmiddellijk in de beurs zou tasten als het kind in kwestie naast je stond.  Ook clichés als “maar in België zijn er ook arme mensen”, maken mij boos.  Ja, ik doe ook in België vrijwilligerswerk voor de minderbedeelden, maar géén van hen kan al zijn bezittingen opsommen.  Het gaat in Senegal over armoede van een heel andere dimensie. Mensen die dergelijke uitspraken doen, kunnen zich daar niks bij voorstellen.
In het najaar keek ik met veel interesse naar de documentaire van Pano waarin onderzocht werd waarom de modale Belg zo weinig geeft voor goede doelen.  De onzekerheid of het geld wel werkelijk ter bestemming komt, is een grote factor.  En terecht!  Maar voor het publiek is het niet altijd duidelijk dat een organisatie als Afractie volledig gedragen wordt door het werk van vrijwilligers, die zelf heel wat kosten voor hun rekening nemen.  We ergeren ons aan de hoge weddes die directeurs van NGO’s ontvangen, en over absurde onkosten die gemaakt worden, maar dat het bij kleine VZW’s anders gaat, is niet geweten en wordt nauwelijks beloond.  Als je bijvoorbeeld bij een bekende NGO een geit koopt, financier je niet alleen het dier, maar ook de getrainde professionele (en dus betaalde) fondsenwervers, een hele marketing machine, en bonussen voor succesvolle geitenverkopers.  Een fractie van je schenking komt ter bestemming.  Wat kunnen we doen, opdat mensen het verschil zouden zien ?
Drie jongens brachten in het startjaar van LCS al een stageperiode door.  Drie.  Het is een begin, want we moeten verder investeren in elektriciteit en drinkwater, in het uitbouwen van de pluimveestapel en de groenteteelt.  Een talibé in LCS kost zo’n 120 euro per maand, maar zodra LCS zelfbedruipend is en winst maakt, kunnen veel meer adolescenten er aan een nieuw leven beginnen.  Dat is géén druppel op een hete plaat.  Wel een vlindereffect, want onze talibés die de opleidingen volbrachten, gaan zelf lotgenoten opleiden. In ons project in Dakar helpt bijvoorbeeld nu al 1 oud-talibé om andere talibés op te leiden tot kleermaker.  En dat is de kroon op het werk!

Groei(pijnen)

Tijdens de maand juni was onze ondervoorzitster Nina weer even in Ndieguène om de stand van zaken op te volgen in ‘Le Coquetier Social’. Hier volgt haar verslag:

Eindelijk het volgend bezoek. Ik was weer razend benieuwd naar de vorderingen in Le Coquetier.  Ik werd verwelkomd door Top en een jongen die daar sinds kort ook woont: Iba!  Onze eerste talibé, die voor een periode van 6 maanden in Le Coquetier zal verblijven.  Toen hij acht jaar was, belandde hij op straat waar hij jarenlang zijn dagen vulde met bedelen.  Zijn leven is drastisch veranderd in de maand die hij hier nu reeds doorbracht.  Hij slaapt op een bed, eet drie gezonde maaltijden per dag, en vergaart elke dag nieuwe kennis.  En die beperkt zich niet alleen tot jobgerelateerde onderwerpen zoals het kweken van kippen en het opstarten van een landbouwonderneming of het maken van stenen en metselen.  Ook in de privésfeer brengt Top hem allerlei nieuwe inzichten bij: over gezonde voeding, hygiëne, omgangsvormen, dagstructuur, tafelmanieren, gezinsdynamiek …  Een lange lijst van vaardigheden die met vaderlijk gezag en geduld worden bijgebracht. De jongen maakt volledig deel uit van het gezin, op zich al een nieuwe ervaring, en hij is er helemaal in zijn nopjes.  Verschillende mensen uit het dorp hebben al kennisgemaakt met onze eerste “straatjongen” en zien heel wat potentieel.  Het werk bevalt Iba enorm. Eens hij gekozen heeft welke job hij wil uitvoeren, zal Top hem voorstellen aan mogelijke werkgevers: eigenaars van grote kippenfarms in de buurt, aannemers in de bouw, landbouwers …    Ik denk dat we mogen stellen dat er voor tenminste één jongen al een einde is gekomen aan een leven van ellende en uitbuiting.

Tijdens mijn aanwezigheid kwam ook de vroegere koranleraar van Iba op bezoek in ons project. Het bleek een jonge progressieve marabout.  Het beviel hem zodanig dat hij besloot een nachtje bij ons te blijven logeren.  Hij hielp water verversen bij de kippen en eetbakken vullen, hij at een Belgische maaltijd, en dronk thee met ons.  In tegenstelling tot vele andere marabouts, vindt hij dat kinderen ook nog andere dingen moeten leren dan de Koran. Hij praatte met Iba en zag dat het goed was. Top vertaalde mijn vragen aan hem.  Het gesprek maakte mij zeer hoopvol naar de toekomst toe.  De man beloofde ons straatjongens te sturen die hun Koran studie beëindigen en daarna zonder enige vorm van beroepsopleiding op de arbeidsmarkt terecht komen. Ook zal hij ons af en toe adolescenten sturen die dan leren stenen maken en metselen.  Wij zullen de jongens betalen voor het werk dat ze leveren tijdens hun kortdurende opleiding en ze zullen het geld niet moeten afgeven aan de marabout maar zelf mogen besteden of sparen.  De marabout geeft zijn goedkeuring voor maximum drie dagen logement in Ndieguene, daarna moeten ze terug naar de steden om te bedelen en Koranles te volgen.

 

Het hele gesprek gaf mij een goed gevoel.  We willen immers voor de talibés een toekomst creëren in eigen land.  Ook Iba was één van die jongeren die geen uitweg zag en van plan was zijn kans te wagen om met een pirogue naar Europa te komen.  Nu ziet hij wél een toekomst in Senegal of Guinée Bissau, zijn geboorteland.  We hopen dat de opleiding vele andere talibés kan overtuigen om in het thuisland te blijven, want de oversteek is gevaarlijk en een toekomst in Europa is geen garantie op geluk en dwingt vele migranten opnieuw in de ellende.

Op dit ogenblik is het nog niet mogelijk om meerdere jongens onder de hoede van Top te plaatsen.  Het project kan zichzelf nog niet financieren en iedere euro telt om een doorstart mogelijk te maken.  Bovendien is er nog steeds geen water in de put dus kunnen we ook de activiteiten nog niet uitbreiden.  We vroegen het advies van een ingenieur die putboringen doet. Hij kwam bij ons op bezoek en bekeek het zand dat recent is uitgegraven uit de put.  Volgens hem zijn we nog maar enkele meters verwijderd van water en dus raadt hij ons aan om verder te laten graven.  Mochten de graafwerken niet vlotten, dan is hij bereid een ploeg te sturen die doorwerkt. Als er geen water komt, dan zal hij ons een offerte maken voor een diepteboring.  Nu maar duimen voor water in de eigen put.

Met behulp van steun van de gemeente Keerbergen kunnen we dan overgaan tot de aankoop van het nodige materiaal voor de bevloeiing van de landbouwgrond.
Het kweken van de kippen is intussen een groot succes.  We konden de tweede stal in gebruik nemen: iets groter dan de eerste, en geschikt voor legkippen.  Toch kozen we voor de eerste bewoning opnieuw vleeskippen.  Het financieel risico is kleiner bij een mogelijk verlies van vleeskippen dan bij leghennen.  We zijn immers nog steeds afhankelijk van kraantjeswater en van de goedheid van de buurman die ons water schenkt als er weer eens dagenlang niets uit de kraan komt, en een ongeluk is vlug gebeurd.  Zo hadden we, vijf dagen voor het Suikerfeest, 160 kippen klaargemaakt voor de verkoop: geslacht en schoongemaakt, en individueel verpakt voor verkoop aan particulieren uit het dorp. En toen kwamen er twee dagen stroompanne.  Bij 40°C had het zelfs nauwelijks nut om de ontdooide kippen uit te delen in het dorp: voor de maaltijd van de dag had iedereen al eten gehaald op de markt, en tot ‘s anderendaags kon de kip niet blijven liggen. Niemand heeft immers een koelkast. Verschrikkelijk verlies dat we ons echt niet kunnen permitteren.
 
Een structurele oplossing is dus nodig voor het waterprobleem, én voor het stroomprobleem.  Alle ogen zijn gericht op twee ingenieurs – laatstejaars studenten uit Diepenbeek die hun masterproef in de praktijk gaan brengen.  Zij worden ondersteund door de vzw Students for Energy in Afrika. Ze gaan ons project (en het dorp) voorzien van energie !!  Een windturbine, zonnepanelen, of een combinatie van beide.  Biogas uit de kippenmest? Daarvoor is ons project niet groot genoeg, maar in de buurt zijn industriële kwekerijen waar tienduizenden of honderdduizenden kippen zitten.  De studenten zullen er naar hartelust kunnen innoveren !
 
En als er water én elektriciteit is, dan kunnen we volle kracht vooruit.  Met meer talibés.  We kunnen dan met onze productie geld verdienen voor de ondersteuning van de stadsprojecten in Yoff en Thies, en dat was het hele plan. 
 
Ondertussen nadert het regenseizoen.  Ik hoorde gisteren uit een andere plek in Senegal dat de eerste regen is gevallen.  Voor het eerst in tien maanden zal het beginnen druppelen – en hopelijk gieten!  In overleg met de dorpsoudste en zijn zoon (en heeeel de rest van het dorpje heeft ook zijn zegje gedaan) hebben we beslist om op de open vlakte watermeloenen te zetten – bioteelt.  Het vergt geen al te grote investering. Watermeloenen hebben verbazingwekkend weinig water nodig om te groeien en de kweker mag zelf zijn prijs bepalen (in tegenstelling tot de prijs van pinda’s: die wordt bepaald door de staat).  In de afgelopen maanden werd al het groentenafval uit de keuken gemengd met de kippenmest.  Het regenwater zal de compostering in gang zetten, en zo hebben we mest om onze watermeloenen een goede groei te garanderen.  We moeten ook nog een tijdje sparen voor het afmaken van de omheining. Bina, onze waakhond, zal ervoor moeten zorgen dat dwalende kuddes koeien en geiten ondertussen niet alles wegvreten voor het een kans krijgt om te groeien. 
Mijn twee weken durend verblijf was dus weer veel te kort, maar ik ben super tevreden over de activiteiten in Ndieguène en dubbel gemotiveerd om keihard verder te werken aan de verderzetting van het project. 

Het nieuwe brousseproject groeit als kool!

Meekijken hoe een weekje in ‘Le Coquetier Social’ er momenteel uit ziet ? 

Zondag:  De tegellegger die af en toe praktijkles geeft aan de talibés in Dakar is naar Ndieguène gekomen om de keuken en de eerste slaapkamer te tegelen. Gelukkig kunnen we bij een buurman terecht voor water. Uit zijn put mogen we voldoende water halen om de werken te kunnen beginnen – en om de 200 kuikens van drinken te voorzien. De ezelkar is volgeladen met jerrycans. Hopelijk komt er binnenkort wel weer water uit de kraan? We wachten in spanning tot er ook in onze eigen waterput water staat. De opdracht tot het graven werd gegeven in oktober en was de eerste prioriteit. Zonder water kunnen we immers helemaal niets  beginnen. Om cement te maken is water nodig, om kippen te kweken is water nodig, om uien te planten is water nodig …  en natuurlijk heeft ook Top, die sinds januari in Ndieguène woont, water nodig om te koken, zich te wassen etc. Vorige week nog werd een meter extra uitgegraven door de nieuwe ploeg putgravers. De vorige ploeg had er om onbekende redenen de brui aan gegeven. Het verder uitgraven is niet simpel en gebeurt volledig met de hand. Een werkman daalt met een touw af in de put, vult er emmers met zand en een helper haalt die naar boven. Telkens een meter gegraven werd, moeten de wanden bezet worden met beton zodat de put niet kan instorten.

Steeds weer stoten we op nieuwe problemen: de bodemlaag, de aannemer, financiële problemen…  . Het is voor ons, Belgen, niet mogelijk om te begrijpen waarom de put nog steeds niet af is. Het Senegalees ritme is niet te vergelijken met onze gestroomlijnde efficiëntie.  Anderzijds : burn-outs,  depressies en onevenwicht tussen werk/privé zijn hier niet direct een groot probleem. Iedereen begrijpt dat je niet kunt komen werken als je vanmorgen geen geld had voor de bus of taxi, als je vrouw moet bevallen, als je naar een begrafenis moet van iemand die gisterenavond is overleden, als je even beschikbaar moet zijn om eten te brengen aan een familielid dat in het ziekenhuis ligt of als je zelf ziek bent.

Maandag: Vandaag gaat Top naar Dakar. Anderhalf uur in een taxi-brousse.  Hij moet geld afhalen bij de bank en twee reservoirs kopen om water in op te slaan. Sinds drie weken is het leidingwater maar zeer sporadisch beschikbaar dus is het aangeraden om een voorraad op te slaan in een makkelijk te gebruiken recipiënt: een gesloten vat van 200 liter met een kraantje. Zo kunnen de muggen geen eitjes leggen in het water en is het makkelijker om een keteltje te vullen voor de thee.
Dinsdag: Nog steeds geen water uit de kraan. Vandaag komen de putgravers verder graven. We zitten nu op 22m diepte en nog steeds is er geen geen water te zien. Het uitgegraven zand is wel al vochtig en dus hopen we echt dat er weldra water zullen kunnen gebruikt worden uit onze eigen put.
Donderdag: De schrijnwerker is gekomen. Er is hout gekocht zodat er schabben gemaakt kunnen worden in de keuken en een rekje om wat spullen in te zetten. Tot nu toe stond alles in kartonnen dozen op de grond. De keuken ziet er een stuk beter uit nu ze betegeld is en er opbergruimte is. Zodra we water hebben in de put kunnen de eerste talibés aan de slag om een vak te leren. Tot die tijd doet Top alles zelf: water halen, kuikens verzorgen, klanten zoeken, bouwmaterialen aankopen, de werken coördineren en klanten zoeken voor de eerste lading kuikens die bijna slachtklaar is.
Vrijdag: er wordt een vrachtwagen zand geleverd. Ook de mal die we aankochten om zelf stenen mee te maken, en de zakken cement zijn geleverd. Onmiddellijk wordt gestart met het maken van een lading stenen. Ze zullen dienen om een tweede kippenstal te bouwen want binnen een maand hopen we te kunnen starten met legkippen. Maar zoals altijd …  eerst moet er water in die put staan!!  Morgen komen de putgravers nog een meter uitdiepen.
Zondag: Spannend! Een mogelijke klant wil langskomen om te kijken naar de eerste lading kuikens. Ze zijn nu een maand oud en normaal gezien worden vleeskuikens geslacht op 6 weken. De klant komt alvast kijken naar de kwaliteit van onze productie. Het resultaat bevalt hem, en hoewel de kuikens niet volgroeid zijn, koopt hij onmiddellijk 120 kuikens. Bovendien betaalt hij er een goede prijs voor (die hoger ligt dan we hadden gebudgetteerd). Triomf!  De eerste groep kuikens was immers een proefproject: er moest uitgetest worden of de stal geschikt was, of de ééndagskuikens die we kochten van goede kwaliteit zijn, of de leverancier van het kippenvoer ons goede kwaliteit geleverd heeft, en vooral: of Top een volleerde kippenkweker is die de job kan aanleren aan onze straatjongens. Het businessplan rekent op een uitval van 5 %, wat je normaal mag verwachten na de aanschaf van ééndagskuikens.  Bij deze eerste lading stierven 3 kuikentjes op de dag dat ze geleverd werden: dus een uitval van slechts 1,5 %.  120 kuikens werden verkocht, de overige 77 mogen verder aandikken en worden dan in de komende weken verkocht.  Geslaagd met vlag en wimpel: de kippenkwekerij heeft het potentieel om heel wat kinderen een opleiding te geven en om een stukje budget te genereren om het opvanghuis in Dakar mee te ondersteunen.