Duurzame energie voor ons tuinbouwproject

In het brousseproject in Ndièguene spelen we al een tijdje met het idee van een windmolen: die hadden we echt nodig! We kunnen hiermee ons project van stroom voorzien en zijn dan niet meer afhankelijk van het onbetrouwbare elektriciteitsnet van Senegal met vele stroomonderbrekingen die soms dagenlang duren.

We kregen daarvoor de medewerking van de Universiteit Hasselt en van vzw SEA – Students for Energy in Africa. Twee studenten, Kristof en Thomas, wilden bij wijze van masterproef voor het afronden van hun ingenieursopleiding de 13 meter hoge windmolen voor ons ontwerpen èn ter plaatse bouwen met lokale materialen.

Met de stroom die gegenereerd wordt, kan onze diepvriezer draaien zodat we het fiasco van afgelopen jaar niet meer moeten meemaken: toen hebben we 160 ontdooide kippen voor een groot feest de week erop moeten weg smijten. Ze waren al gepluimd en ingevroren, maar toen was er een stroompanne van 2 dagen… . Een grote investering die verloren ging.

Betrouwbare stroom is noodzakelijk voor een goede werking van het project, zo kunnen we nieuwe ééndagskuikens warm houden onder lampen, ventilatoren opzetten als het té warm wordt, de telefoons laden voor contact met de bewoonde wereld, enz… .

Het avontuur kon beginnen voor Thomas en Kristof. We vertrokken op 12 februari. De jongens zouden drie maanden verblijven in Le Coquetier Social. Ze hingen hun muskietennetten op, installeerden zich in hun comfortabele kamers (een europallet met een matras als bed), en begonnen op dag 1 ‘s morgens met goede moed aan de eindeloze berekeningen. Ik was werkelijk onder de indruk van hun motivatie en wiskundekennis. Rekenen rekenen, een hele dag lang. ‘s Avonds gaven ze ook nog eens les aan de talibés die in het project verblijven om er van deze landbouwopleiding te genieten. De jongens zitten allemaal in dezelfde leeftijdsgroep. We besloten niet meer te spreken over onze talibés, maar over onze stagiairs. Hun statuut mag voor ons eindelijk veranderen. Ama wil Frans leren, Iba wil Engels leren. Beiden willen ook leren lezen en schrijven, net zoals Mamadou, die een tijdje later komt inwonen.

Na het rekenwerk kwamen de eerste bestellingen. We moesten op zoek naar de goede leveranciers voor alles wat nodig is om een windmolen te bouwen: kabels, staalwerk, houten wieken, invertors, regelkasten, batterijen, cement en grind maar ook naar vakmensen die de nodige aanpassingen kunnen uitvoeren naar Europese normen. Precisieboringen in een staalplaat van 1,5 cm dik? In het naburig dorp zullen ze het even oplossen met een beitel en een brander, maar dàt was natuurlijk niet de bedoeling. De taalbarrière zorgde voor veel frustraties. Gelukkig hebben we onze Senegalese vrienden die ons met raad en daad willen bijstaan om te vertalen en de goede leveranciers te vinden, wat niet wegnam dat er heel wat misverstanden waren…

De fundering moest uitgegraven worden: een put van 3m x 3m op 1,3 m diepte. Bij ons gebeurt zoiets met een graafmachine, in Ndièguene met spierkracht. Wij Belgen, waren serieus onder de indruk van de ontzettende kracht en het uithoudingsvermogen van onze vrienden ter plaatse. In de zengende hitte gingen ze door, heel de dag, waar wij het na 5 minuten moesten opgeven. Aliou, onze metser en vriend des huizes, was de man die in alle situaties hulp bood: hij coördineerde het gieten van de fundering, zette zijn formidabele kracht in voor het verplaatsen van zware onderdelen, leerde de jongens de was doen, maakte met twijgjes en een machete wasknijpers, en gidste de jongens tijdens een avondje uit. Hij ging nooit naar school, spreekt geen Frans, maar kan alles.

Ook de band tussen de stagiairs en de studenten werd steeds beter: heerlijk om hen bezig te zien. Corona bereikte inmiddels ook Senegal, maar wij zaten veilig in ons broussedorp, afgescheiden van de wereld èn we hoorden dat het virus warmtegevoelig is, dus we voelden ons veilig.

Op een dag belt iemand van de ambassade ons om te vragenhoe het met ons gaat en of we willen gerepatrieerd worden. Ook de universiteit houdt regelmatig contact en probeert vanop afstand de toestand te volgen. Ik laat de studenten beslissen of ze willen blijven. Het antwoord: een volmondige ja!

Het leven gaat z’n gangetje. De eerste schaarste komt in de winkels. Niet omdat de Senegalezen hamsteren, wel omdat de wegen versperd zijn. Senegal is heel alert en past onmiddellijk maatregelen toe. Daarmee krijgt het goede punten van het WHO. De wegversperringen zijn echter een drama voor heel wat mensen die op één dag amper genoeg verdienen om hun gezin te voeden en geen budget hebben voor morgen. Ze verliezen hun inkomen onmiddellijk, omdat ze niet meer kunnen gaan werken. Ze omzeilen de wegblokkades via broussewegen, begrijpelijk.

Ook bij ons is de impact quasi onmiddellijk voelbaar: we hebben nog 1100 kippen die verkocht moeten worden, maar de opkopers geraken er niet door. Het dorpje zelf biedt geen afzetmarkt want is te klein en te arm. Vleeskippen leven niet lang: ze blijven groeien en uiteindelijk drukken hun borstspieren op hun longen. Ik verkoop de eerste 180 kippen in ons dorp aan halve prijs want als ze sterven heeft niemand er wat aan. Het hele dorp eet kip die dag. Eén stal is leeg, maar in een andere stal zullen 500 kippen volgende week klaar zijn voor verkoop en in een derde stal nog eens 350 kippen die twee weken later volgen. Een financiële aderlating, door overmacht. Opnieuw. Vorig jaar overstromingen, dit jaar Corona.

Er zit niets anders op dan verder te werken. Het is ondenkbaar dat we onze stagiairs terug de straat opsturen. Zonder huisvesting leven in Dakar waar Corona vrij spel heeft? Geen sprake van! We moeten verder.

We besluiten dat we voor de toekomst het risico meer moeten spreiden en dus meer gaan inzetten op landbouw: uien, wortelen en pinda’s hebben een langere bewaartijd dan kippen. Onze waterput heeft onderussen al een redelijke opbrengst (zo’n 300 liter per dag). Nog een kleine investering om hem verder uit te diepen en we zijn er. Onze straatjongens zullen verschillende teelten leren verbouwen.

En dan komt plots toch de mail waar we al een tijdje bang voor waren: gedwongen repatriëring. De universiteit helpt en zoekt vluchten en zegt eerst “volgende week”. We zijn er allemaal het hart van in en maken plannen om nog zo veel mogelijk van de windmolen af te werken.

Dan komt het tweede bericht: morgenochtend, een vlucht over Keulen. Koffers inpakken, en om 6u00 ‘s ochtends afscheid nemen, zonder te weten wanneer we kunnen terugkomen en of we iedereen in goede gezondheid zullen aantreffen.

Het avontuur komt abrupt ten einde en het windmolen-project blijft verweesd achter. De geplaatste bestellingen lopen echter verder. We hopen dan ook dat, zodra er opnieuw kan gereisd worden, Thomas en Kristof de middelen zullen vinden om terug te keren en de windmolen verder af te werken. Onze kippen rekenen er op!