Onlangs ging oud-vrijwilligster Marie nog even op bezoek in Senegal. Haar verslagje lees je hieronder:Op vrijdag 9 juli vertrok ik om 6u ’s morgens vanuit Dakar richting het opvanghuis Djar Djal in Thiès. Rond 7u30 kwam ik aan en stond Pape Loh mij op te wachten. We maakten samen het ontbijt klaar voor de talibé’s. Om 8u kwamen de eerste kinderen toe. Na een lekker ontbijt deelde ik voetbal – en hockeytruitjes uit. Ze waren zodanig enthousiast dat sommigen een truitje verstopten in hun broek om zo te kunnen aanschuiven voor een tweede truitje. Ongelooflijk hoe dankbaar deze kinderen zijn. Nadien wilden ze allemaal op de foto met hun nieuwe truitjes. Naast de truitjes had ik ook nog 100 tandenborstels en tandpasta’s mee. Ook hier waren ze heel blij mee. Ze konden jammer genoeg niet lang blijven want moesten opnieuw de straat op. Tijdens het opruimen kwamen er plots nog een heleboel talibés opdagen. Ze hadden gezien aan de andere kinderen dat ze nieuwe truitjes aanhadden. Pape zei dat hij zelden zoveel kinderen gezien had op één ochtend. Dank je wel aan Pape Loh dat ik mocht langskomen. Het was zeer mooi om te zien hoe hij zijn job uitvoert met zo veel liefde voor de kinderen. Veel succes nog en tot binnenkort!
Categorie archief: Nieuws
Opinie: Waarom we doen wat we doen.
Als we niet geloven in kleine initiatieven, is het einde van de wereld sneller nabij dan we denken.
Stevige stelling om een artikel mee te beginnen?
Hoe vaak moeten we niet luisteren naar de kritiek van schippers aan de wal: “het is allemaal een druppel op een hete plaat, wat jullie doen”. “300.000 bedelkinderen in Senegal, en jullie helpen er .. hoeveel? 100 per jaar? ” “Je kunt niet de miserie van heel de wereld op je schouders nemen”. Al dat soort uitspraken.
The person who says it can’t be done, should not interrupt the person doing it.
En dus, we doen het. Met vier personen, en een handvol occasionele vrijwilligers die mee de handen uit de mouwen steken. Met 22 leden, die jaarlijks lidgeld betalen (waaronder wijzelf en onze moeders).
Drie projecten in Senegal: ééntje in Dakar (Atax), ééntje in Thiès (Djardjal) en ééntje in broussegebied Ndieguène (Le Coquetier Social). Want we rekenen niet op het initiatief van een overheid, of van een supermacht, of van een multimilionair die er zodanig veel geld tegen kan gooien dat er een impact komt die het nieuws haalt. Al vijftien jaar lang maken wij het verschil voor kinderen die geen plaats hebben in de maatschappij. Kinderen waarvan bijna alle rechten geschonden worden. Dat doen we omdat wij vinden dat het belangrijk is te delen wat we allemaal kregen, automatisch, omdat we Belg zijn. Met degenen die het niet krijgen, de meest evidente dingen: opleiding, eten, water, medische zorg, sanitair, … .
In die vijftien jaar zijn natuurlijk véél meer dan 100 kinderen de revue gepasseerd. Iemand heeft hen getoond dat ook zij belangrijk zijn, heeft hen een venster gegeven waardoor ze op een andere manier naar het leven kunnen kijken, heeft hen geholpen naar een opleiding en dus naar tewerkstelling in eigen land, een alternatief geboden voor een adolescentie in miserie, criminaliteit of prostitutie. We hebben de blik terug op het eigen land gericht, in plaats van de droom in stand te houden dat een leven in Europa het walhalla is. Ieder kind is uniek, en neemt uit de ervaring mee wat het er zelf mee kan doen. Sommigen komen gewoon eten en douchen of het toilet gebruiken, anderen volgen de opleidingen en worden geholpen in tewerkstelling, nog anderen vinden een luisterend oor voor problemen met misbruik. En voor elk van hen is het waard dat wij doen wat we doen, jaar na jaar, ook in de moeilijke periodes.
Voor mezelf heb ik uitgemaakt dat mijn leven de moeite waard is geweest, als ik het lot van 1 persoon drastisch heb kunnen veranderen. Ik ben een fervente aanhanger van permacultuur principes: begin klein, maak kleine en duurzame veranderingen, observeer, maak gebruik van diversiteit, maak aanpassingen in functie van je observaties.
Als we ons werk goed gedaan hebben, zal onze impact uitdijen naar een grotere doelgroep. De klanten zullen de zorgverstrekkers worden. Niet allemaal natuurlijk, maar degenen die het licht gezien hebben zullen het delen met lotgenoten, beter dan we ooit zelf zouden kunnen doen. Als we ons werk goed doen, maken we een netwerk van relaties, en zal de impact steeds groter worden. Samen met andere organisaties zullen we uiteindelijk erkenning krijgen, zal het probleem onder de loep genomen worden, zal het systeem van kindslavernij afgeschaft worden. En hoewel dat de ultieme droom is, zal ons werk dan niet gedaan zijn, want ieder kind dat opgroeide in dit systeem, zal nog jarenlang baat hebben bij onze input.
Inmiddels moeten we niet alleen hulpverleners zijn, maar ook klokkenluiders. Om terug te komen op de druppel op de hete plaat: overheden gaan echt niet zelf initiatieven nemen om problemen op te lossen, niet in eigen land, laat staan in het buitenland. Overheidshulp komt er door aandacht die besteed wordt aan fenomenen die niet door de beugel kunnen, door druk van de kiezers, want daar draait uiteindelijk alles om. Als onze projecten, in samenwerking met andere projecten, de aandacht kunnen trekken van de lokale overheid in Senegal, dan zal er wat beginnen gebeuren. Misschien zijn al die kleine projectjes de druppel die de emmer doet overlopen. Als de Senegalezen zelf het systeem in opspraak brengen, en als er internationale druk komt in handelsmissies en dergelijke, omdat de mensenrechten worden geschonden. Wij maken ons geen illusies. Wij zullen het systeem niet kunnen afschaffen, hoogstens het einde ervan een fractie bespoedigen. Ondertussen doen we wat we kunnen, en zuchten niet dat het niet eerlijk verdeeld is in de wereld. We steken zelf de handen uit de mouwen. Onrecht aanschouwen en niets doen is ook een misdaad.
(foto : talibés in hun daara, waar ze op de grond slapen en bij kaarslicht de koran bestuderen)